Stel, ik schrijf eindelijk die fantastische bestseller. Dat boek dat nog jarenlang op de leeslijst van elke student staat. Je weet maar nooit. Stel dat dat boek dan vol staat met neologismen als duckface, chill en yolo. Ik heb niets tegen Engels in het Nederlands. Maar wat is de houdbaarheidsdatum van zo'n woorden? Begrijpt iemand dat nog na een jaar of tien? Ik vermoed van niet.
Neologismen kunnen nochtans goed werken in een tekst. Louis Couperus gebruikte bijvoorbeeld graag samengestelde verbogen werkwoorden. Denk aan schitterbleekten of duisterwemelde. Stuk voor stuk poëtische neologismen en nogal tegen de taalregels. Maar ik begrijp dat. Als je een woord nodig hebt om iets uit te drukken en het bestaat niet. Ja, dan bedenk je het toch gewoon zelf? Zolang iedereen begrijpt wat je bedoelt, zie ik geen probleem.
Een andere vorm van neologismen zijn doe-het-zelf-samenstellingen, zoals weet-je-nogverhalen of graag-gezien-wordenfeestjes. Dat soort samenstellingen kunnen een hele situatie in één woord samenvatten. Handig in verhalen soms, nee? Simon Vinkenoog bouwde er een heel gedicht mee in 'Profielschets: dichter'.
"IK BENDus, als ik zinnen schrijf als: 'van verliefdigheid begon ze te huppelhinkelen' of 'ze waren ondertussen meer als-broer-en-zussig'. Dan mag dat. Vind ik. Duckface? Hm, dat schrijf ik dan weer liever niet.
dichter
experimenteel dichter
gelegenheidsdichter
laatnaarjekijkendichter
je mag gezien worden, dichter
stadse kijkmijnoudichter"
Follow my blog with Bloglovin
Geen opmerkingen:
Een reactie posten