19 februari 2016

Een nieuw verhaal: de spanning tussen vertelde tijd en schrijftijd


Vertelde tijd 
Ik heb een voorkeur voor boeken waarin de vertelde tijd kort is. De 'Dertig dagen' van Annelies Verbeke bijvoorbeeld. Lekker duidelijk. Of neem nu 'Gebr.' van Ted van Lieshout. Daarin is de vertelde tijd exact even lang als de tijd die het hoofdpersonage nodig heeft om het dagboek van zijn broer te lezen. Of Ulysses. De dikste pil waar ik me ooit doorgeworsteld heb. Maar er gaat amper één dag voorbij.
Hoe dat komt? Ik weet het niet. Misschien zit er een soort intensiteit in die verhalen die ik minder voel bij een lange geschiedenis. Iets dat zindert en bruist. Omdat er meer tijd is voor emotie. Voor puur beleven. Mee-leven.
Als ik zelf verhalen bedenk, zijn het geen ingewikkelde familiegeschiedenissen. Geen verhalen over honderdjarige oorlogen, ook al mogen die er ook best zijn. Het zijn momentopnames. Kleine verhalen over dingen die een leven voorgoed veranderen.
Schrijftijd
Betekent dat ook dat die verhalen zich sneller schrijven? Nee dus. Het is zwoegen en wroeten. Binnenste buiten keren. Of achterste voren. Of gewoon opnieuw beginnen. Mijn schrijftijd is waarschijnlijk tien (of eerder honderd?) keer langer dan de vertelde tijd.
Schrijftijd is daarom immens belangrijk. Om in het verhaal te blijven, schrijf ik liefst elke dag. Juist, ja. Elke dag. Niet makkelijk met een gezin en een voltijdse job (waarin ik ook nog eens schrijf). Soms lukt dat perfect. Dan blijven de vuile sokken liggen op de badkamervloer en komt er al eens vaker pizza op tafel.
Toch moet de wasmachine ooit weer draaien. En groeiende meisjes kunnen best wel wat vitamientjes verdragen. Wanneer ik mij op een gezond weekmenu stort en plots alles opgeruimd wil, valt de schrijftijd stil.
Zo zit ik voortdurend in een op-en-neergaande beweging. Met momenten waarop mijn hoofd alleen bij schrijven zit en periodes waarin het leven het even overneemt. Ik probeer momenteel een tijdje suikervrij te eten. Twee keer raden hoe het dan zit met mijn schrijftijd ... 


Follow my blog with Bloglovin

14 februari 2016

De liefdesbrief van Lize Spit

 

Een pakje opendoen is altijd spannend. Zelfs als je weet wat er in zit. Ik wist wat in dit pakje zat en toch weer helemaal niet.
Een week of twee geleden bestelde ik mijn eigenste liefdesbrief. Een literaire liefdesbrief. Gewoon omdat het kon. Omdat ik eindeloos nieuwsgierig was. Omdat het moest. Ik wachtte braaf tot vandaag om hem open te doen. 
Ik koos de brief van Lize Spit. De schrijfster die onlangs debuteerde met 'Het smelt' en waar iedereen de mond van vol heeft. Ik ben één van de gelukkigen die haar brief in de brievenbus vond. Blijkbaar beliste ik zo snel dat ik nummertje één heb gekregen. Ergens zijn nog 9 mensen die haar woorden kunnen proeven.
Zoals dat hoort met een echte liefdesbrief, deel ik hem lekker niet. Meneer Katrien mag er een blik op werpen. We zullen dan even in elkaars ogen kijken en begrijpen. Verder is hij helemaal van mij. Of ... weet je wat, omdat het Valentijn is, deel ik met jullie de laatste zin.
Wij vormen een landschap voor elkaar, zijn elkaars bewandelaars. Samen hebben we een doel voor ogen.
Geniet ervan. Geniet van valentijn en van elkaar. Ik heb gelukkig nog drie vierde van 'Het smelt' over. Dat zijn, denk ik, nog heel veel mooie zinnen voor ik de laatste zin vind.



Follow my blog with Bloglovin

10 februari 2016

Een nieuw verhaal: vertelperspectief

Door welke bril ziet de lezer het verhaal

Een belangrijke keuze bij het begin van een verhaal is het vertelperspectief. Door welke bril laat je de lezer naar het verhaal kijken? In nummer 6, jaargang 19 van het magazine 'Schrijven' staat een workshop rond vertelperspectief van Carla de Jong. Ideaal om een beetje mee te experimenteren.
Om te beginnen, een definitie: 'Het vertelperspectief is (...) het punt van waarneming van waaruit een tekst of een deel van de tekst wordt verteld.' (Personages, conflict en perspectief, Frank Stüger, 2011, uitgeverij Augustus).
Gevolgd door een opsomming: een schrijver kan kiezen voor een ik-verteller, een personele verteller, een meervoudige verteller of een alwetende verteller. Elk perspectief geeft je verhaal een specifiek karakter. Uitproberen is dus de boodschap. 

Oefening 1
Het ik-perspectief in tegenwoordige of verleden tijd: beschrijf iets dat je zelf hebt meegemaakt eerst in het heden en dan in het verleden. Wat is het verschil in beleving?

Zoek

Ik sta aan de rand van het ballenbad. Voor de zeventiende keer komt ze met een brede glimlach van de glijbaan. Twee is ze en ze voelt zich als een vis, euh tja, tussen de ballen van het ballenbad.
"Nog!" eist ze. Ik geef haar een zetje. De eerste treden van het klimtuig zijn nog wat steil. Daarna kan ze het alleen. Ik sta te wachten tot ik het vrolijke gezichtje van mijn meisje opnieuw van de gijbaan zie komen. Ze laat op zich wachten. Zo is ze wel. Ik kijk of ik haar nog zie klimmen. Niets.
Het duurt nu echt te lang. Heb ik haar net gemist? Ik kijk rond tussen de ballen. Maar geen enkel hoofdje hoort bij mijn kind. Lichte paniek. Ik vraag hier en daar of niemand een klein meisje met blonde krullen en een blauwe trui heeft gezien. Ik krijg twee soorten reacties. Afstandelijke blikken. Van mensen die zich afvragen hoe stom je wel niet bent als je hier je kind kwijtraakt. En begrijpende blikken. Van mensen die onmiddellijk mee op zoek gaan. Raakten ze zelf ooit hun peuter kwijt? Misschien.

Zoek

Ik stond aan de rand van het ballenbad. Voor de zeventiende keer kwam ze met een brede glimlach van de glijbaan. Twee was ze en ze voelde zich als een vis, euh tja, tussen de ballen van het ballenbad. 
"Nog!" eiste ze. Ik gaf haar een zetje. De eerste treden van het klimtuig waren nog wat steil. Daarna kon ze het alleen. Ik stond te wachten tot ik het vrolijke gezichtje van mijn meisje opnieuw van de gijbaan zag komen. Ze liet op zich wachten. Zo was ze wel. Ik keek of ik haar nog zag klimmen. Niets. 
Het duurde nu echt te lang. Had ik haar net gemist? Ik keek rond tussen de ballen. Maar geen enkel hoofdje hoorde bij mijn kind. Lichte paniek. Ik vroeg hier en daar of niemand een klein meisje met blonde krullen en een blauwe trui had gezien. Ik kreeg twee soorten reacties. Afstandelijke blikken. Van mensen die zich afvroegen hoe stom je wel niet bent als je een kind kwijtraakt. En begrijpende blikken. Van mensen die onmiddellijk mee op zoek gingen. Raakten ze zelf ooit hun peuter kwijt? Misschien.

Het effect? Tegenwoordige tijd is heel direct. Je bent als lezer helemaal in het hier en nu. Je beleeft mee. In de verleden tijd kijk je terug. Samen met het personage.

Ik heb mijn dochter trouwens in tranen, maar vooral ook in één stuk, teruggevonden in de armen van een medewerker van de speeltuin.


Oefening 2
Neem een fragment in het ik-perspectief en maak er een jij van. Welk effect heeft dit op de tekst?

Toen ik acht was
Boterbloemen in de wei. Zo hoog als mijn hoofd. Short aan. Laarzen aan. Op avontuur. Pop Pia in mijn rugzak. Als ik hard genoeg trap met mijn laarzen, hier een beetje, daar een beetje, dan heb ik een huis. Een bloemenhuis voor mij en Pia. Daarna gaan we op avontuur. Naar het tuinhuisje van opa aan de rand van de wei. Hij is er niet vandaag. Jammer, geen koekjes. Daarna trekken we helemaal naar het einde van de bloemenwereld. Waar bloemen overgaan in maïs. Pia en ik kijken naar de hoge muur van maïs. Pia wordt een beetje bang. Ze denkt dat er enge dieren tussen de lange maïsstengels wonen.
"Alleen konijntjes Pia", fluister ik, "Er wonen alleen konijntjes." Snel neem ik haar terug mee naar ons huisje. Daar zitten we in de zon. Om Pia de enge dieren te laten vergeten, knutsel ik een bloemenketting. Daar krijg ik honger van. Ik waad door de bloemen en kruip onder de omheining. Mama kijkt op van het onkruid wieden. "Ben je daar?", lacht ze, "Wat denk je van een ijsje?"

Toen je acht was
Boterbloemen in de wei. Zo hoog als je hoofd. Short aan. Laarzen aan. Op avontuur. Pop Pia in je rugzak. Als je hard genoeg trapt met je laarzen, hier een beetje, daar een beetje, dan heb je een huis. Een bloemenhuis voor jou en Pia. Daarna ga je op avontuur. Naar het tuinhuisje van opa aan de rand van de wei. Hij is er niet vandaag. Jammer, geen koekjes. Daarna trekken jullie helemaal naar het einde van de bloemenwereld. Waar bloemen overgaan in maïs. Pia en jij kijken naar de hoge muur van maïs. Pia wordt een beetje bang. Ze denkt dat er enge dieren tussen de lange maïsstengels wonen.
"Alleen konijntjes Pia", fluister je, "Er wonen alleen konijntjes." Snel neem je haar terug mee naar jullie huisje. Daar zitten jullie in de zon. Om Pia de enge dieren te laten vergeten, knutsel je een bloemenketting. Daar krijg je honger van. Je waadt door de bloemen en kruipt onder de omheining. Mama kijkt op van het onkruid wieden. "Ben je daar?", lacht ze, "Wat denk je van een ijsje?"

Het effect? In het ik-verhaal beleef je alles samen met het kleine meisje in de wei. Je gaat als lezer op pad met het personage. In het jij-verhaal voel je meer afstand. Het voelt alsof er een oudere versie (of familie) van het kleine meisje aan het woord is die terugkijkt naar vroeger. Een jij-verteller is volgens mij ook wel erg ongebruikelijk. En voor gevorderden.


Nog meer uitproberen rond perspectief? Op Schrijven online vind je een uitgebreide reeks oefeningen.



Follow my blog with Bloglovin

7 februari 2016

Schrijven is lezen: De ongelooflijke zoektocht van Millie Bird

Recensie
 
Opnieuw een boek met een klein meisje in de hoofdrol. Een meisje van zeven dat haar papa verliest. Dat komt hard aan. Zeker als je zelf een klein meisje van bijna zeven hebt. Toch is De ongelooflijke zoektocht van Millie Bird geen intens verdrietig boek. Integendeel.
Brooke Davis schreef het boek na het velies van haar moeder. Een auto-ongeluk maakte een einde aan haar leven. Davis werd geconfronteerd met de gedachte dat iedereen die je graag ziet ooit moet gaan. Dat was het zaadje waaruit het boek is gegroeid. Het verhaal begint bij Millie Bird. Een zevenjarig meisje dat gefascineerd is door doodgaan en wat er precies gebeurt als je doodgaat. Ze houdt een lijstje bij van Dode Dingen. Nummer één is haar hond, haar papa nummer 28.
En ineens wist ze zeker dat ze het kleinste ding is dat ooit is gemaakt, nog kleiner zelfs dan de stukjes gruis in haar rug, of de mieren die om haar voeten kruipen, want de  wereld is zo groot, zo vol met bomen en sterren en sterven dat ze misschien wel precies, denkt ze, een liggend streepje is.
Millies mama kan de dood van haar papa niet verwerken. In een warenhuis vraagt ze Millie om even op haar te wachten onder het rek met Reuzen Dames Ondergoed. Ze keert nooit meer terug.
Na twee dagen vindt Millie dat het tijd wordt om haar mama te zoeken. Ze krijgt het gezelschap van Karl de Typist, die wegliep uit een bejaardentehuis en Agatha Pantha, een gekke weduwe en de overbuurvrouw van Millie. Alle drie missen ze iemand die overleden is. Alle drie zijn ze op zoek, maar het is niet altijd duidelijk naar wat.
Brooke Davis hanteert een fijne leesbare stijl. Ze blijft boeien omdat ze de drie personages om beurt aan het woord laat én omdat ze het verhaal doorspekt met lijstjes, tips en gedichtjes.
Ik viel onmiddellijk voor Millie. Davis geeft de wereld van het zevenjarig meisje perfect weer. In al haar kinderlijke onschuld is Millie vaak heel filosofisch. Naarmate het verhaal vorderde, leerde ik ook houden van Karl en Agatha. Omdat ze op hun gezegende leeftijd nog van het leven leren genieten.
Echt geloofwaardig is het verhaal zeker niet, maar op de één of andere manier heeft dit boek dat niet nodig. Het draait om de gevoelens die komen kijken bij het verwerken van verlies. En die zijn wél meer dan oprecht.
De Australische Brooke Davis verkocht verhalen in een boekhandel toen ze besefte dat ze zelf ook een verhaal te vertellen had. Haar debuut is geen overdonderend literair meesterwerk, maar wel heerlijk leesvoer voor wie houdt van een fris en ontspannend boek waarin verdriet leidt tot een glimlach.
Laat je dus gerust verleiden door de schattige cover van dit boek. Laat je verleiden door Millie met de rode laarsjes.


Follow my blog with Bloglovin



 



4 februari 2016

Schrijverstattoo: omdat dromen mag

https://www.pinterest.com/katriensterckx/book-tattoos/

Dromen mag ...Dromen dat ik ooit een heel boek bij elkaar schrijf. Dromen dat dat boek ook gepubliceerd wordt. Dromen dat lezers blij worden van wat ze lezen.
Stel dat. Dan beloon ik mezelf misschien wel met een tattoo. Eentje die mijn schrijven symboliseert. Op Pinterest verzamelde ik al een beetje inspiratie. Het lettervogeltje is momenteel favoriet. Want ja, dromen mag ...


Follow my blog with Bloglovin

1 februari 2016

Schrijf het met een tweet: Weerloos

Een verhaal dat begint in het park

Twitter is een wereld vol korte berichtjes waar hele verhalen achter zitten. Daar zit een schrijfoefening in, dacht ik zo. Dus af en toe pluk ik een tweet uit de feed en verzin ik er een eigen verhaal bij.


Het was niet makkelijk vanavond om een tweet te vinden waarbij ik een verhaal voelde. Teveel Mol-twitter ... Maar het is toch gelukt!

Weerloos

Ik zat gewoon op een bank. In het stadspark. Er vielen gele en rode bladeren. In mijn haar en tussen mijn voeten. Ik merkte het niet. Ik las de laatste nieuwe van Karin Slaughter. Ik verdronk bijna in de bladzijden. Alle geluiden leken ver weg. Onder water. Ik merkte pas dat hij er was, toen ik hem voelde. Zijn dij tegen de mijne. Onnodig dichtbij op de enige bezette bank in het park. Ik voelde zijn warmte door mijn jeans.
"'Mooie meisjes' lees je", zei hij, "Net als jij."
Flauw, dacht ik. Maar mijn mond glimlachte. Hij vertelde over zichzelf. Dat hij Jonas heette. Dat hij studeerde in de stad. Filosofie. Hij maakte mijn buik week met semi-diepzinnige opmerkingen. We dronken koffie. Wisselden nummers uit.
We bleven elkaar zien. Hij mocht mij nu op elk moment uit mijn boekenwereld halen. Hij stoorde mij niet meer. Ik wilde hem.




Het werd kouder. Er hing sneeuw in de lucht. Na de zoveelste wandeling in het park, nam hij me mee naar zijn kot.
"Je bent helemaal koud", zei hij. "Kom mee."
Hij zette thee voor mij. Mét suiker. Oftochzoiets. Om op te warmen. Dat was wat hij zei.
"Zal ik het bad laten vollopen?" vroeg hij. En toen hij mijn blik zag: "Ja, ik heb een bad. Mijn enige luxe hier in dit kot."
Ik zakte weg in de zetel. Het klaterende water wiegde mij. In slaap. Of net niet. Ik merkte pas dat hij er weer was, toen ik hem voelde. Naakt. Ik was plots naakt. Ik wist niet hoe. Zijn warmte tegen mijn ijskoud. Plots té dichtbij. Ik probeerde hem aan te kijken. Wilde vragen. Iets. Maar het beeld zwom. Mijn mond werkte niet. Meer. Het bad voelde als een baarmoeder. Ik wilde bijna in foetushouding liggen en rustig in slaap vallen. Het voelde even alsof ik gewoon zou kunnen doorademen onder water. Heel even maar. 


Wil je meer? Lees dan de Twitter-verhalen Scherp of Dat beeld van haar.


Follow my blog with Bloglovin


Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...